Waarom Bijbels Hebreeuws studeren?

Introductie:

Ik schrijf deze tekst, terwijl ik naar een CD met heilige muziek luister. Geen beter moment, want het is voor mij het symbool van de vraag die voor mij essentieel is: hoe kan datgene wat gescheiden werd herenigd worden? Maar nog nederiger: ervaren we dit op verschillende niveaus? En als dit plaats vindt, maken we dan de vergelijking met het goddelijke werk van de regeneratie van de mens?

Maar laten we vooraf niet te veel vragen stellen en bij de zaak blijven…

Heilige muziek was gedurende mijn hele kindertijd aanwezig, zonder dat ik mij daarvan bewust was. Pas nadat ik 4 keer vader was geworden en moeite heb gehad om in deze jungle te overleven door alle touwtjes aan elkaar te knopen, heb ik dit trouwens beseft en werd ik aangetrokken door andere zaken, een nostalgie overviel mij.

De ontmoeting met de traditie en de levende manifestatie ervan dankzij Elouiah en EH heeft voor “et lux fiat!” gezorgd. Ik ben opnieuw heilige muziek beginnen beluisteren, van ’s morgens vroeg, en weldra kon ik niet meer zonder en vroeg ik mij af in welke oorverdovende hel ik de laatste 12 jaar had doorgebracht. De terugkeer in mijn leven van de heilige muziek voelde juist aan. Beeld je een ridder in, die lang op veldtocht was, zijn geliefde achterlatend en die op de terugweg het gezang van zijn geliefde hoort en waarvan het hart zich, door de teruggevonden vreugde en geluk en het nabije einde van de scheiding, opwindt. Dit is het soort gevoel dat mij overviel en mij sindsdien niet meer verlaat.

Het is sinds deze kindertijd dat ik één zin, waarschijnlijk hoogmoedig en de vrucht van een intuïtie – doch vaak goed geïnspireerd – uitsprak en die herhaaldelijk terug opdook, op verschillende momenten, zonder dat ik er op het ogenblik zelf de draagwijdte van kende. Hierbij de zin: “op een dag maak ik van de Bijbel mijn nachtkastboekje en indien mogelijk, zal ik hem in zijn oorspronkelijke tekst lezen”.

Daarmee bedoelde ik, dat het niet helemaal serieus is zich gelovig te noemen en de grondtekst niet minstens éénmaal in zijn geheel en in de oorspronkelijke taal gelezen te hebben.

Bijna gelijktijdig met de terugkeer van de heilige muziek (eerste ervaring – die ik zal omschrijven – van de hereniging van wat ooit gescheiden was), diende de mogelijkheid zich tot mij aan om Bijbels Hebreeuws te studeren, ‘s avonds, in de week, 1 keer per maand, gratis en dit op minder dan 10 km van mijn huis. We zijn deze cursus met negentien gestart en we zijn het eerste jaar met drie studenten geëindigd. Dezelfde drie studenten hebben het tweede jaar, ter voorbereiding van de volgende cursus “exegese van Bijbelse teksten en kabbalistische commentaren”, voltooid.

Ik dacht er nochtans aan te kunnen ontsnappen door niet te studeren en telkens met valse excuses af te komen zoals: ”ik schaam mij ten opzichte van jou (de leerkracht) en de andere leerlingen!” De leerkracht, scherpzinnig instrument van de Goddelijke bescherming, sprak de volgende magische woorden uit: “Weet je, andere leerlingen komen als toerist.” Zo verdwenen al mijn complexen en besloot ik ook als toerist verder te gaan.

Het was zonder rekening te houden met het bedwelmende en verslavende effect van de studie van het Hebreeuws die, voor hersenen die geformatteerd zijn volgens het Grieks en Latijn, als een schattenjacht is waar de raadsels om elke bocht tevoorschijn komen, namelijk bij elke les.

Ik was verkocht! Het gif liep door mijn aders en nestelde zich in mijn diepste weefsels om zo een langzame maar onomkeerbare transformatie teweeg te brengen.

De tijd ging voorbij en ik heb de cursus-groep “exegese van Bijbelse teksten en kabbalistische commentaren” vervoegd. Sindsdien, wordt de vraag “waarom Bijbels Hebreeuws studeren?” mij regelmatig gesteld en zijn mijn antwoorden, doch zonder voorafgaande doelstelling, argumenten – maar dit woord is misschien slecht gekozen (misschien past de term “ervaringen” hier beter) – die als koren op mijn molen dienen.

Toen ik de mogelijkheid kreeg om zelf Hebreeuws te onderrichten aan beginners, heb ik niet geaarzeld en uit dankbaarheid aan hen die mij datgene hebben gegeven, dat ik nooit zal kunnen teruggeven, tenzij gezegend te zijn, heb ik hier bij wijze van eerste erfenis, verschillende ervaringen verzameld, die, volgens mijn bescheiden mening, aan de lezer enkele antwoorden geven op de vraag “waarom Bijbels Hebreeuws studeren?” Moge deze tekst bijdragen aan het werk van de Heel Hoge en dat wanneer de zaaier zijn zaden strooit, deze op vruchtbare grond vallen en kiemen voor de glorie van onze goede Heer.

1. Bijbels Hebreeuws laat toe opnieuw aan te sluiten bij het oude testament, de arme voorvader van de Christen.

Als je catechese hebt gevolgd zoals ik, dan ben je tijdens je kindertijd opgegroeid met o.a. verhalen over Zacheus, de blinde, de melaatse, de vermenigvuldiging van de broden, enz. doch hetzelfde geldt niet voor de verhalen over Jacob en Ezau, de vele vrouwen of avonturen van de aartsvaders, de profeten en hun daden, … Met andere woorden, behalve Mozes, die de zee opende met de hulp van God om het uitverkozen volk doorgang te bieden, en vervolgens het Egyptische leger te bedelven, waren, in onze katholieke opvoeding, de verwijzingen naar het Nieuwe Testament en in het bijzonder de Evangeliën, veel talrijker dan de verwijzingen naar het Oude Testament. Deze laatste, nochtans veel omvangrijker dan het Nieuwe Testament, diende hoofdzakelijk als bewijs voor de bewering dat Christus door de verschillende profeten aangekondigd werd, dat hij gekomen is zoals hij aangekondigd werd, wat moest bewezen worden. Bekeken vanuit een chronologisch standpunt, is dit begrijpelijk: de profeten, eerst gekomenen, vervolgens Christus, het is dus over hem dat ze praten, niet? Maar als je het Nieuwe Testament leest, merk je dat de gelijkenis, om niet te zeggen, de gelijkwaardigheid, tussen dit en het Oude Testament zodanig is, dat indien we één moment, de veronderstelling dat het ene voor het andere komt opzij zouden zetten, we enkel met moeite de juiste woorden aan de juiste bron zouden kunnen toewijzen.

Was het Jezus zelf niet, die verklaarde: “Want voorwaar zeg ik u: Totdat de hemel en de aarde voorbijgaan, zal er niet een jota noch een tittel van de wet verdwijnen, totdat alles zal zijn geschied.[1]  Maar, als datgene wat nadien komt niets toevoegt, welk belang moet dan gehecht worden aan de chronologische volgorde? Jezus is niet de voltooiing van een chronologisch proces – wat zou toelaten dat een nog volmaaktere versie zou kunnen komen en onze Jezus Christus, zoon van God onttronen? – maar hij is Joshua (zie verder, die hoog en laag, de twee goddelijke delen, herenigt) gezalfd, zoon van God, die de geschriften voltooit, en op die manier bewijst dat ze echt zijn en de waarheid bevatten, of ze nu ervoor of erna komen. In dat geval, komt het lezen van het Oude Testament en de commentaren in het Hebreeuws overeen met het lezen van dezelfde waarheid vervat in het Nieuwe Testament.

De Hebreeuwse traditie lost deze vraag heel eenvoudig op: “de heilige waarheid is niet onderworpen aan tijd.[2]

Een sadduceeër zegt aan Rabbi Abahou: Er staat geschreven: “Een lied van David, toen hij vluchtte voor zijn zoon Absalom” (Psalmen III, 1). Er staat ook geschreven: “Een lied van David, dat hij maakte toen hij voor Saul vluchtte en zich in een grot verborg” (Psalmen LVII, 1). Welke gebeurtenis kwam eerst? Is het niet die waar er sprake is van Saul? Dus men had die eerst moeten schrijven! Hij antwoordde hem: Voor jullie die commentaar op het geschrift leveren zonder verbonden te zijn, is het een moeilijke zaak. Maar wij, wij leveren commentaar op het geschrift terwijl we verbonden zijn, en het is voor ons geen moeilijke zaak. En volgens Rabbi Iohanan: Waar vinden we “verbonden” in de Torah? Daar waar geschreven staat: “Ze zijn verbonden voor altijd en eeuwig, gemaakt volgens waarheid en recht” (Psalmen CXI, 8).

Het is alsof we zouden zeggen: we hebben de hereniging gemaakt en alles is een eeuwig heden. Voor ons zijn de Sinaï en de Apostelen uit dezelfde tijd. Er is geen voor of na. We zijn verbonden met de Heilige Geest.

En om Cervantes, die stelde dat “men geen toegang heeft tot enige wetenschap, dan via de deur van de grammatica[3], gelijk te geven, volgen hier enkele voorbeelden, waaruit blijkt dat de tijdloosheid van deze waarheid, intrinsiek in de Hebreeuwse grammatica ingebed is[4]:

-  De naam van God, Iehovah (יהוה), het tetragrammaton, bestaat uit de vereniging van de drie grammaticale tijden van het werkwoord zijn: de toekomstige tijd ihieh (יהיה), “zal zijn”, de tegenwoordige tijd hoveh (הווה), “is”, en de verleden tijd haiah (היה), “was”. Zo is de heilige geschiedenis, de tijd van het zijn dat verleden, tegenwoordige en toekomstige tijd is[5].

- In het Hebreeuws, wordt het voegwoord “en” vertaald door de letter vav (ו), de zesde letter van het alfabet. Deze letter plakt aan het woord dat het verbindt. Als de vav aan een werkwoord plakt, in de Torah, verandert dit in het algemeen de tijd van het werkwoord … Dat noemt men de conversieve-vav. Als er dus geschreven staat, “en hij zal zijn”( ויהיה), betekent dit in werkelijkheid: “en hij was”[6]. Deze zesde letter, met waarde 6, is dus de letter van de tegenwoordige tijd want alle dingen zijn verwezenlijkt op de zesde dag.

Als afsluiting van dit hoofdstuk, enkele voorbeeldcitaten en commentaren zodat u zelf ons betoog kan ervaren (de bron van het citaat bevindt zich onderaan de pagina):

Deze is het, van wie ik gezegd heb: Achter mij komt een Man die voor mij is, want Hij was eerder dan ik[7], of, met andere woorden, “zie diegene van wie ik zei: hij die de toekomst is (die zal zijn), is tegenwoordig (die is), omdat hij verleden is (die was).”

“Ik ben alles wat was, alles wat is en alles wat zal zijn, en geen enkele sterveling heeft ooit mijn sluier kunnen oplichten. De vrucht die ik heb voortgebracht is de zon geweest.”[8]

Want de letter doodt, maar de geest maakt levend[9] of, met andere woorden, de letter (het Hebreeuws alfabet bestaat enkel uit medeklinkers) is een dood lichaam, een kadaver, een harde en droge steen, die immobiel is en geen enkele klank voortbrengt (zoals een fluit). Zodra men deze zelfde letters in klinkers verandert, dit wil zeggen dat men de tekst “uitspreekt”, blaast men er een geest in, die aan de letter een klank[10] geeft (zoals wanneer men in een fluit blaast). Deze klank, voor zover deze geest de Heilige Geest is, geeft zo leven aan dit kadaver, hij maakt het levend! Deze gave van de Heilige Geest, die in staat stelt om de dode letter levend te maken, is de gave van de Kabbala. De Kabbalist kan de tekst op een levendige manier uitspreken, hij weet hoe de tekst te zeggen[11] en zo het geheim, dat erin vervat zit, te openbaren. En om de tekst niet bloot te stellen aan de onwaardige, weet hij de tekst te verzwijgen[12] en zo het geheim te doen voortbestaan door het opnieuw te sluieren (openbaren komt van revelare, wat betekent: her (re-) sluieren (velare)), behalve voor andere Kabbalisten, die onmiddellijk een gelijke zullen herkennen, die de hereniging van hemel en aarde verwezenlijkt heeft … Voor ons, zijn de commentaren[13] van een Kabbalist een drempel voor een deur die gesloten blijft zolang we er de sleutel niet van ontvangen. Maar op de deurdrempel verblijven is op zich al niet zo slecht …

 

2. Bijbels Hebreeuws laat toe de afstamming anders te begrijpen, een begrip dat het onderscheid tussen de twee testamenten te boven gaat.

Jozef, zoon van Jacob en de lieveling onder de broers, wordt door zijn broers zodanig benijd dat ze hem uiteindelijk in een put gooien. Na diverse verwikkelingen, belandde Jozef in Egypte, waar hij, nadat hij de dromen van de Farao interpreteerde en de zeven vette en vervolgens zeven magere jaren voorspelde, een ereplaats verwierf en het hele koninkrijk, in plaats van de Farao, beheerde. Niemand van zijn familie weet dat hij nog leeft en meer nog, dat hij deze geprivilegieerde functie in Egypte bekleedt. Wanneer de 7 magere jaren aanbreken en de hongersnood overal, ook in Kanaän, heerst, stuurt Jacob, de aartsvader, zijn zonen naar Egypte, om er graan te kopen. Daar komen ze tegenover Jozef te staan maar niemand herkent hem. Deze lokt hen in de val en beschuldigt hen van diefstal. Om daaraan te kunnen ontsnappen, moeten ze hun vader naar Egypte laten komen. Jozef houdt Benjamin, de kleinste en laatste van de broers, als waarborg bij zich. Jacob, op de hoogte gebracht door zijn zonen, zal naar Egypte “dalen”, waar Jozef hem met groot vertoon zal verwelkomen, wat een mooie scène van blij weerzien oplevert, vol zinsspelingen ...

Egypte, mitsraïm (מצרים) van de woordkern tsar (צר), beklemmen, eng zijn, is het land van de angst waar de ziel - van goddelijke aard - in ballingschap is. Egypte is deze wereld, olam hazè (עולם הזה) “vergankelijk en geregeerd door de sterren”[14]. De eerste, die deze verschrikkelijke ervaring heeft ondergaan, is Jozef. Hij zal van zijn vader, Jacob, gescheiden en uit Kanaän weggehaald worden. In Egypte, is Jozef eerst de meest nederige onder de nederige, hij belandt zelfs in de gevangenis, om uiteindelijk op te staan en de Farao geleidelijk aan te vervangen. Op dat ogenblik, lokt Jozef de aftocht van zijn vader, Jacob, uit, die voor niets ter wereld, naar Egypte wenst te gaan. De tweede, die deze verschrikkelijke ervaring ondergaat, is dus Jacob, de vader van Jozef. Wanneer Jozef en Jacob, elkaar onderweg terugvinden, is de emotie zodanig, dat Jacob zegt dat hij nu klaar is om te sterven, nu dat hij zijn zoon, Jozef, teruggevonden heeft.

Wat ons een emotioneel weerzien lijkt is ongetwijfeld de hereniging van datgene wat gescheiden werd. De scheiding is hevig (het is de zondeval van Adam). Het lot van diegene die naar Egypte afdaalt, van diegene die “naar beneden” gaat is verschrikkelijk. Hij is in ballingschap, vernederd in het diepste van deze wereld en zijn grootste wens is zijn vaderland (land van zijn voorvaders …) terug te vinden. Daarvoor moet hij diegene die er niet is, diegene die “boven” is, naar hier aantrekken. Om dat te bereiken, moet hij groeien en uiteindelijk de koning van deze wereld (of de prins van deze wereld wie niemand anders is dan Satan) vervangen. Voor diegene die “boven” is, is het geen pretje want hij weet dat hij naar het land van de angst gaat. Echter, hij wil zo graag zijn zoon terugvinden, waarvan hij gescheiden werd. Op die manier, maakt diegene die “boven” is, de weddenschap, zoals een verliefde, dat hij zich beter zal voelen door naar beneden te dalen[15]. Hij daalt neer uit liefde, voor een dierbaar iemand. Beweert gezond boerenverstand ook niet dat om de koe in de veewagen te krijgen, men er eerst het kalf moet doen opgaan en dat vervolgens de koe, de moeder, gemakkelijk zal volgen.

De vader, Jacob, en de zoon, Jozef, zijn geen wezens verbonden door het bloed, maar verbonden door hun ervaring. Deze van de hereniging van datgene wat gescheiden werd, de hereniging van wat “boven” is met dat wat “beneden” is. Gezien deze twee delen “één” waren in het begin, worden ze pas opnieuw “één”, éénmaal herenigd. Deze ervaring zou universeel zijn en wordt herhaaldelijk in verschillende contexten geciteerd:

En die mij ziet, die ziet Diegene, die mij gezonden heeft[16].

“Diegene die mij gezien heeft, die heeft mijn Vader gezien[17].

“Gelooft mij, dat ik in de Vader ben en de Vader in mij is; en indien niet, zo gelooft mij om de werken zelf”[18].

Ikzelf leef niet meer, Christus is het die leeft in mij”[19].

“Wat beneden is, is zoals wat boven is, en wat boven is zoals wat beneden is om de wonderen te verrichten van één enkel ding”[20].

De weg der hemel [de Tao] lijkt op een boogschutter, die door zijn boog te spannen, datgene wat boven is naar beneden haalt en datgene wat beneden is naar omhoog tilt”[21].

“Als we datgene wat het meest beneden is met datgene wat het hoogst is verenigen, door toedoen van wat het meest midden is, dan bekomen we de oorsprong en het einde van al wat is geweest, al wat is en al wat zal zijn”[22].

Deze ervaring verbindt allen die haar hebben beleefd, wat ook de plaats of het ogenblik van hun verblijf in deze wereld is. Vader en zoon, als terminologie, heeft hier dus een geheel andere betekenis dan de fysieke band of bloedband, gebruikelijk in de omgangstaal. De afstamming is hier deze van de traditie, dit wil zeggen van het geheim van de regeneratie dat van God moet gekregen worden. Deze gave is die van de Kabbala. Met andere woorden, de kabbalist is diegene die de hemel en aarde verbindt, die wat “boven” en wat “beneden” is, herenigt. De Hebreeërs, de Christenen, de Grieken, de Taoïsten en de Egyptenaren om maar enkelen te noemen, lijken het allen eens te zijn over deze kwestie. Het lijkt er dus op, dat wat ook de tijd, wat ook de plaats is, “de Kabbala in elke traditionele afstamming bestaat”[23].

In zijn proloog stelt Johannes deze afstamming duidelijk: “Maar zovelen Hem aangenomen hebben, dien heeft Hij macht gegeven kinderen Gods te worden, namelijk die in Zijn Naam geloven; welke niet uit den bloede, noch uit de wil des vlezes, noch uit den wil des mans, maar uit God geboren zijn”[24]. Anders geformuleerd zou dit het volgende geven: “Aan diegenen die van God geboren zijn, die in zijn naam geloven en hem aangenomen hebben, en die dus niet van het bloed, het vlees of de wil van de mens geboren zijn, aan hen heeft hij de macht gegeven om kinderen van God te worden!” Kan men een duidelijkere handleiding vinden, om “kinderen van God” te worden?

Het is nochtans de vraag die aan Nicodemus knaagt in zijn gesprek met Jezus: “Hoe kan een mens geboren worden, nu oud zijnde? Kan hij ook andermaal in zijn moeders buik gaan, en geboren worden?” Jezus antwoordde: “Voorwaar, voorwaar zeg ik u: Zo iemand niet geboren wordt uit water en Geest, hij kan in het Koninkrijk Gods niet ingaan. Wat uit het vlees geboren is, dat is vlees; en wat uit den Geest geboren is, dat is geest. Verwondert u niet, dat Ik u gezegd heb: Gij lieden moet van boven geboren worden. De wind blaast, waarheen hij wil, en gij hoort zijn geluid; maar gij weet niet, van waar hij komt, en waar hij heen gaat; alzo is eenieder, die uit de Geest geboren is.” Nicodemus hernam: “Hoe kunnen deze dingen geschieden?” Jezus antwoordde: “[…]  Want niemand is opgevaren in de hemel, dan die uit den hemel neergekomen is, namelijk de Zoon des mensen”[25].

3. De studie van het Bijbels Hebreeuws toont de waarde van de oorspronkelijke tekst aan en meer nog, van de letters die gebruikt werden.

Om dit argument te beoordelen, geven we het woord aan André Charpentier:

“Tijdens millennia was het geschrift gevestigd op een bepaald symbolisme, onder meer het geometrische, dat kosmologische werkelijkheden formeel belichaamde. Dit waren de begriptekens (of ideogrammen) waarvan het Chinese geschrift of de Egyptische of Indiaanse hiëroglyfen de meest bekende voorbeelden zijn. Deze drukten ideeën uit op een zuivere visuele – intuïtieve - manier en dus zonder tussenkomst van de rede, die een mogelijke oorzaak van vervorming is. De overgang van de hiëroglyfen naar de syllabische schrijfwijze, namelijk de fonetische schrijfwijze, was dus een ware revolutie, noodzakelijk gemaakt door het stijgend onbegrip waar het traditioneel symbolisme, dat volledig gevestigd was op de intellectuele intuïtie, onder leed. De alfabetische revolutie was begonnen in de Semitische wereld omdat het nomadenvolk meer “auditief” dan visueel was. Dit in tegenstelling tot de Griekse wereld, erfgenaam van een duizendjarige traditie waar vormen een bepalende rol speelden. Aanvankelijk overleefden de begriptekens doch “gesluierd” op diverse manieren. Zelfs de eerste Griekse schrijfwijze trachtte zich zo goed mogelijk te verzetten tegen deze achteruitgang. Deze radicale splitsing van de twee culturen is het teken van een verval, aangezien ze de synthetische eenheid aantast van een veel oudere traditie” [26].

Laten we het voorbeeld nemen van een letter die een idiomatische betekenis heeft:

De vav (ו), zesde letter van het Hebreeuws alfabet, betekent “haak”. Haar visuele vorm vertaalt dit begrip volledig. Waarom hechten we hier belang aan? Laten we eerder naar de volgende raadselachtige passus van het evangelie van de Heilige Johannes (21, 11) kijken waar de apostelen op het meer van Tiberias aan het vissen waren maar zonder succes. Jezus verschijnt aan hen op het strand, zonder dat zij Hem herkennen, en stelt hen voor om het net “rechts van de boot” uit te werpen en plots werd de vangst wonderbaarlijk. “Simon Petrus ging weer aan boord en sleepte het net aan land. Het was vol grote vissen, honderddrieënvijftig stuks, en ofschoon het er zoveel waren, was het net niet gescheurd”[27]. Waarom precies 153 vissen? In het Hebreeuws, zoals we later zullen zien, heeft elke letter een bepaalde numerieke waarde. Meer nog, door de cijfers te vervangen door letters waarvan de waarde gezamenlijk 153 is, ook gematrie[28] genoemd, bekomt men het woord hapesach (הפסח) “het Pasen” welke “de doortocht” betekent. Het is de doortocht van een bijzondere vis, namelijk yod (י) die de Heer is die aan het begin voorafgaat. De apostelen moeten dus “de rechtse weg volgen” en “de vis” tijdens zijn “doortocht” vangen. Waarmee? Met een haak natuurlijk! Met de vav! “In april moeten we dus de (april)vis vangen om ons van onze ballingschap te bevrijden»[29].

Deze zelfde vav (ו), derde letter van het Tetragrammaton (יהוה), wordt, na de scheiding van de Naam omwille van de erfzonde, de eerste letter van het tweede deel (וה) van de Naam. Misschien dient deze haak om het eerste deel van de Naam (יה) te grijpen en zodus opnieuw de eenheid te vormen.

De begriptekens behouden, in hun vorm, een bepaalde betekenis en lenen zich aan de auteur en aan zijn wil om deze betekenis te openbaren (her-sluieren of re-velare) zoals een code die een ontoegankelijk geheim insluit als men de sleutel niet heeft. Deze sleutel is de gave van de kabbala: het vermogen om sloten te ontgrendelen, namelijk de betekenis, ingesloten in het Geschrift, te bevrijden.

Het Hebreeuws alfabet bestaat uitsluitend uit medeklinkers[30]. Een Hebreeuwse tekst, zoals het Oude Testament, bevat enkel medeklinkers. Er bestaat niettemin een wijze om de tekst “te doen klinken” via klinker-punten die bovenaan of onderaan de medeklinker genoteerd worden. Eénzelfde woord, bestaande uit dezelfde letters, kan tot veertig verschillende betekenissen hebben naar gelang de klinkers die men erin aanbrengt. Zodoende, naar gelang de klinkers die aangebracht worden in de tekst, kan de betekenis van deze laatste volledig anders zijn. Voor degenen die er al wat kaas van gegeten hebben zal het nauwelijks choquerend zijn te horen dat in het Hebreeuws “de betekenis van de zin de betekenis van de woorden geeft”.

Dit gezegd zijnde, hoe moet men dan klinkers in een tekst aanbrengen? Hoe moet men correct een tekst lezen? Hoe kan men de correcte betekenis kennen van het geschrift? Zonder de kennis over hoe de klinkers aan te brengen, staat de lezer voor een raadsel, voor een gesloten kluis waarvan hij de sleutel niet bezit. Deze kennis, dat is precies de gave van de Kabbala[31]!

Laten we het Hebreeuwse boek der Pracht, de Zohar (זהר), erbij nemen. Deze onderricht ons perfect over de betekenis om klinkers aan te brengen: “Wanneer de klinker-punten, die het geheim zijn van de levende ziel, komen, ziehier dat het lichaam zich opricht in zijn consistentie en het is hieromtrent dat er geschreven staat: “IHVH Elohim heeft Adam uit het stof der aarde gevormd, en heeft de levensadem in zijn neusgaten geblazen, en deze Adam werd een levende ziel” (Genesis II, 7)”[32].

Abraham was de eerste die de ware betekenis van het Geschrift ontving, in die zin dat zijn alliantie met God mondeling[33] was en dat deze alliantie met God, na hem, op mondelinge wijze levendig wordt gehouden door al diegenen die als enigen de Torah, de geschreven “wet”, mogen interpreteren. Dit zijn de Kabbalisten, ze zijn meesters van de mond. Zij hebben de betekenis gekregen en zijn de enigen die het mogen overleveren. “De mondelinge wet is absoluut noodzakelijk om de geschreven wet te interpreteren”[34]. Nahmanide (Rabbi Moshé ben Nahman), Catalaanse Kabbalist van begin dertiende eeuw, verwittigt ons: « Wat mij betreft, stel ik aan diegene die over dit boek diep nadenkt een eerlijke pact voor en geef ik hem een goede raad: dat hij maar niet probeert via zijn eigen denken of eigen rede om het even wat te begrijpen van de verborgen zinspelingen van de geheimen van de Torah. Want ik verzeker hem dat hij mijn woorden niet zal begrijpen, dat hij ze niet zal vatten via zijn verstand of begrip, maar enkel via de mond van een wijze Kabbalist, die spreekt tot het oor van een scherpzinnige ontvanger”[35].

Voor de Hebreeërs is de Torah (תורה), de geschreven “wet”, een gesloten boek. Ze is zoals een droge steen. Ze bestaat enkel uit medeklinkers. De mondelinge traditie daarentegen, is een open boek. Het is een levende steen. De klinkers, die toelaten om de tekst luidop te zeggen, zijn de Geest van God, ingeblazen in de medeklinkers. De tekst is zoals een dood lichaam (zoals de mens hier beneden) en herleeft, verrijst, wordt wedergeboren dankzij het aanbrengen van klinkers. De tekst waaraan klinkers toegevoegd werden dankzij de gave van de Kabbala is het wedergeboren woord. Wanneer de mens hier beneden de gave van de Kabbala krijgt en hij de klinkers toevoegt aan het Geschrift (en het dus doet wedergeboren worden), wordt hij wedergeboren. “Wanneer de letters uit de schoot van het geheim van boven zijn gekomen […], hebben ze zich ontwikkeld en zijn ze in de mens [die het geheim is van het lichaam van de eerste mens] gegrift. Dan zijn de klinker-punten gekomen en God blies in hen [de letters] de adem van leven. Want de punten zijn het geheim van de adem van leven die in de letters vervat zit. En de letters richtten zich op zoals een man die recht staat op zijn voeten dankzij de consistentie van de adem”[36].

“God drukt zich met letters uit en deze letters zijn zoals het lichaam van het vleesgeworden Woord. Het is daarom dat we geletterden nodig hebben”[37].

 

4. Bijbels Hebreeuws is de taal van de profeten.

Het idiomatisch karakter van de letters zo uitgelegd, zal men zich niet verbazen dat er een letter bestaat die “de adem van God” symboliseert [38]. Het is de letter hé (ה), vijfde letter van het alfabet. Enkel zijn vorm laat dit al vermoeden, want de linkse verticale streep raakt de horizontale streep net niet, wat toelaat dat de adem van God erdoor heen kan…

Herinneren we ons dat Abraham (אברהם) de eerste was die de betekenis van het Geschrift kreeg. Voor deze gift, heette hij niet Abraham maar wel Abram (אברם). Toen God zich aan hem toonde en hem inspireerde, of hem zijn adem inblies, gaf hij aan Abram een andere naam[39], hij gaf hem namelijk de naam van Abraham[40] en voegde dus de letter hé (ה) toe aan zijn naam[41].

Deze letter hé (ה), is de letter van de wijsheid of van de kennis (gnosis in het Grieks). “Wanneer God zijn geheim aan de mens doorgeeft, doet hij dit door middel van de letter hé. Het is de letter van de schepping”[42].

Abraham is de patriarch van het Hebreeuwse volk. In de Bijbel is hij de eerste die “de Hebreeër”[43] wordt genoemd. De oorsprong van dit woord bevindt zich in het werkwoord abor (עבר) wat “doorgaan, oversteken” wil zeggen. “Volgens de traditie, zijn de Hebreeërs[44] zij die de rivier de Jordaan zijn overgestoken en zo van de rest van de wereld gescheiden zijn. Ze vertegenwoordigen zo symbolisch de heiligen[45], gescheiden van de rest van de wereld. In de tempel van Jerusalem, bestond er een geheime plaats waarvan de toegang verboden was voor de gelovigen: het heilige der heiligen; het betreft een gelijkaardige symboliek”[46]. Dat moet ons niet verbazen want “Jezus ging opnieuw over de Jordaan, naar de plaats waar Johannes eerst had gedoopt. En hij bleef er”[47].

In het Hebreeuws, wordt het paradijs aangeduid door pardes (פרדס), letterlijk “sinaasappel-boomgaard”. Het woord pardes wordt gebruikt als afkorting van de 4 interpretaties van de Torah, de wet van Mozes. Elke medeklinker van het woord wijst op één van deze interpretaties:

P voor Pechat (פשט): de letterlijke betekenis, de evidentie.
R voor Remets (רמץ): de allegorische betekenis, de zinspeling.
D voor Derachah (דרשה): de Talmoedische betekenis, de verklaring.
S voor Sod (סוד): de geheime betekenis, het geheim.

“Het paradijs is dus voor de Kabbalisten de vereniging van de 4 betekenissen in de laatste, de geheime betekenis” [48].

De naam van God, het tetragrammaton (יהוה), is onuitspreekbaar in het Hebreeuws. De Hebreeuwse traditie vertelt dat, ten gevolge van de zondeval van Adam, het tetragrammaton in twee werd gesneden waardoor het eerste deel iah (יה) gescheiden werd van het tweede deel hou (וה). Het eerste dwaalt zoals een zwevende, waanzinnige gedachte, die niet vlees kan worden, die zichzelf niet kent. Het tweede is met de mens mee gevallen en bevindt zich in hem. Het is het woord (maar het vulgaire woord, zonder wijsheid, dat niet verbonden is). Het eerste droomt slechts van één ding, vlees te worden en dus uitspreekbaar te worden. Het tweede is gevangen in onze gevallen staat. Om de twee te verbinden, is er een vuur nodig, een laaiend vuur, om niet te zeggen een goddelijk vuur. In het Hebreeuws is dit laaiend vuur het woord esh (אש), meer gebruikelijk uitgesproken door de ene letter shin (ש). Diegene die, dankzij een laaiend vuur, de twee gescheiden delen herenigt, heeft het wonder verwezenlijkt: het woord is niet meer vulgair maar profetisch: de Gedachte is verenigd met het Woord. Letterlijk geeft dit niet meer het tetragrammaton maar het pentagrammaton Jeschoua (יהשוה), namelijk Jesus[49]

5. Het Bijbels Hebreeuws brengt duidelijkheid over onze vrije wil[50].

“IHVH Elohim heeft Adam uit het stof der aarde gevormd, en heeft de levensadem in zijn neusgaten geblazen, en deze Adam werd een levende ziel” [51].

Er zouden dus 2 Adams bestaan : diegene die zondaar is en die zich enkel in het sterfelijke leven kan voortplanten (zoals Abram die geen kinderen kon krijgen met Saraï) en diegene die de messias is en die het perfecte leven kan voortbrengen (zoals Abraham tot wie de Heer gezegd heeft: “Kijk [van boven naar beneden] naar de hemel, en tel de sterren, als je ze kan tellen: zo zullen je nakomelingen zijn”[52]).

Er zouden dus 2 lotsbestemmingen bestaan: diegene die door de sterren bepaald wordt, astrologisch, blind en vergankelijk (dat is “deze wereld hier”, olam hazè (עולם הזה)) en diegene die door de hemel, boven de sterren, bepaald wordt, die voortkomt uit de zegening van de Goddelijke naam, die van de eerste vergankelijke lotsbestemming bevrijdt en die onvergankelijk is (dit is “de wereld die nog moet komen”, olam haba (עולם הבא)).

“Maar zovelen Hem aangenomen hebben, dien heeft Hij macht gegeven kinderen Gods te worden, namelijk die in Zijn Naam geloven; welke niet uit den bloede, noch uit de wil des vlezes, noch uit den wil des mans, maar uit God geboren zijn”[53]

God geeft aan de mens de keuze van zijn lotsbestemming: ofwel kiest hij “deze wereld hier”, onderworpen aan zijn astrologisch teken, ofwel kiest hij ervoor zich te bevrijden van zijn astrologisch teken en deze wereld hier te verlaten voor “de wereld die nog moet komen”. Deze keuze behoort aan de mens en vormt zijn eigen wil. Natuurlijk, dient men hiervoor “in Zijn Naam te geloven”. Volgens de Zohar, zegt de Heilige-Weze-Hij-Gezegend aan Abraham, die in de sterren had gezien dat hij geen kinderen zou krijgen: “Denk niet diep na over die dingen (de wetenschap van de sterren), maar over het geheim van mijn Naam”[54].

 

6. Bijbels Hebreeuws vernedert ons.

"Als we aandachtig en hardnekkig zijn in onze Heilige queeste, dan vernedert het woord van God eerst ons verstand, vervolgens communiceert ze heimelijk haar licht aan de ziel vooraleer de geest te verlichten.” [55]

De heilige geschriften zijn geschreven, zoals een code maar een moeilijke code, het zijn namelijk valse dobbelstenen. We hebben reeds gezien dat enkel de Kabbalist, diegene die de geest van God ontvangen heeft, die de hemel en de aarde verenigd heeft, die de concrete ervaring van de regeneratie beleefd heeft… enkel hij kan de geschriften correct interpreteren. De anderen kunnen enkel – en echt enkel en alleen - herhalen wat de Kabbalisten erover gezegd hebben. Geen enkele Kabbalist kan er dus een andere over tegenspreken en als ze het doen, dan is het slechts schijn, om de onwaardige te bedriegen en te verwarren.

Als men aanvaardt dat het de Geest van God is die het mogelijk maakt zin te geven aan het Geschrift, dan kent de manier van doorgeven, namelijk de vorm, geen enkele grens, want ze wordt automatisch ambtshalve door de Schepper bekrachtigd. Voor een Cartesiaanse geest, gevormd om logisch te redeneren, lijken de commentaren van de Kabbalisten snel op uitbroedsels van ludieke mensen “die denken de waarheid in pacht te hebben”. Het is nochtans exact zo! Oh wat is het vernederend voor een kritische, opgeleide geest, aan wie “men niets kan wijsmaken of zelfs meer”!

Het moet ons niet verwonderen, dat zij die het makkelijkst hun allerheilig verstand opgeven en hun vertrouwen schenken, terwijl ze een parfum opsnuiven en oude woorden “die hun ziel doet trillen”[56] aanhoren, diegene zijn die in “deze wereld hier” verloren, onnuttig, marginaal, gedeconnecteerd, lichtgelovig of simpel van geest lijken. De vernederingen, in deze wereld ondergaan, hebben hen dikwijls minder terughoudend gemaakt tegenover de intellectuele vernederingen die het Geschrift veroorzaakt en zelfs nodig heeft.

De Hebreeuwse Bijbelverklaringen gebruiken verschillende methodes (als deze term geen contradictio in terminis is), waarvan hier de drie meest voorkomende[57]:

De TEMOURAH (תמורה): deze praktijk acht dat alle woorden die anagrammen van elkaar zijn, synoniemen zijn.
Voorbeeld:
Noé is ook “de gratie”.
Noah (נח) = Hen (חן). 
 
De ROCHEÏ-TEVOT (רושי־תיבות): deze praktijk laat toe om van een woord andere woorden af te leiden door het systeem van acrostichon (door namelijk de kop van woorden te nemen om er nieuwe mee te vormen).
Voorbeeld:
De gratie is ook “de verborgen wijsheid”.
Hen (חן) = Hacmah Nistera (חוכמה נסתרה)
 
De GUEMATRIE (גימטריה): deze praktijk beschouwt woorden die dezelfde numerieke[58] waarde hebben als synoniemen. De rabbijnen voegen hieraan toe dat een verschil van “één” in de numerieke waarde aanvaard wordt[59].
Voorbeeld:
De nacht is het geheim van de Heer of De Heer is het geheim van de nacht of het geheim is de Heer van de nacht.
Laila (לילה), nacht, 70 = sod (סוד), geheim, 70 = adonaï (אדוני), Heer, 71
« Men moet uiterst geoefend zijn en de mysteries van de Kabbala kennen om zich zulke oefeningen te veroorloven”[60].

 

7. Bijbels Hebreeuws doet ons reizen.

De studie van het Bijbels Hebreeuws heeft ons met een massa auteurs, op verschillende manieren met de dezelfde werkelijkheid verbonden, in contact gebracht. We vermelden er slechts enkele zodat de nieuwsgierige lezer, zijn zin om te reizen doorheen andere tijdperken en andere plaatsen, voor “het wonder van één enkel ding”, de vrije loop kan laten. Deze veelheid moet niet worden opgevat als een versnippering, “want”, zoals Emmanuel d’Hoogvorst het onderwezen heeft, “men spreekt slechts over één ding, telkens in verschillende termen”[61].

Inferno, Dante Alighieri (1265-1321)

Le Verbe qui fait des merveilles, Jean Reuchlin (1455-1522)

Don Quichotte de la Mancha, Miguel de Cervantes (1547-1616)

Contes, Charles Perrault (1628-1703)

Le Message Retrouvé, Louis Cattiaux (1904-1953)

Le Fil de Pénélope, Emmanuel d’Hooghvorst (1914-1999)

Le Livre d’Adam, Charles d’Hooghvorst (1924-2004)

 

Conclusie:

Wanneer Emmanuel d’Hooghvorst op zoek is naar het geheim in de oude teksten, beoefent hij eerst het Latijn en het Grieks. De gedreven studie van het Neoplatonisme, zou hem, naar eigen zeggen, gered hebben van een zekere dood tijdens de Tweede Wereldoorlog. Er ontbrak echter een pijl op zijn boog en weldra begon hij Hebreeuws en Arabisch te studeren. Door zijn studie van het Hebreeuws ontstond bij hem een zodanige liefde voor Hebreeuwse geschriften, dat hij al snel besliste om het op zijn beurt, zelf te onderrichten. Hij gaf zich zonder oponthoud, om zo de “authentieke traditie” op te wekken in het hart van sommige van zijn leerlingen. Dit wordt nog eens duidelijk gemaakt door het feit dat het vandaag een leerling is van de vierde generatie die deze lijnen schrijft ter erkentelijkheid aan deze vrijgevige man en aan de vrijgevigheid van al diegenen die hem gevolgd hebben in de wil om Bijbels Hebreeuws te onderrichten.

Het geven van de lessen was echter niet vanzelfsprekend, en Baron d’Hooghvorst werd verschillende keren ontmoedigd. Hij waarschuwde zijn leerlingen, “je zal zien, elke keer dat je je aan de studie van het Hebreeuws wil zetten, zal er iets gebeuren dat dit verhindert: de leidingen springen, de verwarming valt in panne …. Maar je moet volhouden.”

Ondanks deze woorden, zoals sommige van zijn brieven aan zijn broer erover getuigen, wist hij, stiekem, dat wat moest gebeuren zou gebeuren. Namelijk dat de studie van het Hebreeuws “een natuurlijke selectie maakt, een selectie van een elite van moed, volharding en nieuwsgierigheid”[62].    


[1] Evangelie volgens de Heilige Mattheus V, 18.
[2] Le livre d’Adam, Charles d’Hooghvorst, Beya Editions, 2008, p. 28.
[3] Nouvelles van Miguel De Cervantes Saavedra, volume I, p. 322.
[4] Letters, woorden en grammatica hebben een symbolisch karakter, dat dikwijls miskend wordt. Het geschrift is dus wel degelijk een code, die verwijst naar een andere realiteit, toegankelijk via deze code, waarvan men de sleutel moet hebben. Mensen, die dit niet weten, merken het verlies van zingeving niet op, wanneer men een schrijfwijze en een grammaticale toepassing wijzigt … Wat sommigen “mee evolueren met zijn tijd” noemen, noemen wij “zingeving verliezen door de link met de realiteit waar de code naar verwijst, te verliezen”.
[5] Le livre d’Adam, op.cit., p. 28.
[6] Lezing over de Hebreeuwse taal, Caroline Thuysbaert, in het Joods Centrum in Brussel op 18 december 2001.
[7] Evangelie volgens de Heilige Johannes I, 30.
[8] Plutarchus, in De Iside et Osiride, vertelt over een vrouwelijk gesluierd standbeeld, dat zich toonde aan de blikken van de bezoekers die de grote tempel van Saïs binnenkwamen. Ze hield, in haar handen, een bord met dit opschrift. Dit voorbeeld treedt buiten het kader van de 2 testamenten maar toont nogmaals aan dat de stelling “dat de heilige waarheid niet onderworpen is aan tijd” volledig traditioneel is.
[9] Heilige Paulus, tweede brief aan de Korinthiërs (3.6)
[10] Gelieve te noteren dat er hierin geen voorrang van de tekst (of van de letter) ten opzichte van de klank moet worden verstaan, want “[…] Aanvankelijk werd de essentiële kennis enkel op mondelinge wijze doorgegeven, of anders, onder de vorm van codes die, voor ons, bijna niet te ontcijferen zijn. […] Julius Caesar stelt vast dat de wetenschap van de Druïden nimmer mocht neergeschreven worden want het gebruik van het geschrift riskeerde het geheugen van de studenten, die soms tot twintig jaren spendeerden om de Heilige Schrift van buiten te leren, te verzwakken. De mondelinge traditie is veel betrouwbaarder en duurzamer dan de schriftelijke traditie. De Homerische avonturen, bijvoorbeeld, werden slechts talrijke jaren na hun ontstaan schriftelijk neergezet, en dan nog, op order van de tiran Pisistratos, die daarvoor wellicht niet de volledige goedkeuring der wijzen gekregen had …”, André Charpentier, E de Delphes, in Le Miroir d’Isis, n° 21, p. 135.
[11] « hoe te zeggen » is de vertaling uit het Frans van « comment dire ».
[12] « hoe te verzwijgen » is de vertaling uit het Frans van « comment taire ».
[13] « commentaar » is de vertaling uit het Frans van « commentaire ».
[14] Le Livre d’Adam, op. cit., p. 32-33.
[15] Gelieve te noteren dat een vlieg, een wesp of een bij geen venster afdaalt en eronder kruipt om uit een gesloten ruimte te ontsnappen. Nochtans, in dit geval, doet de ziel van de wereld of Isis, wel degelijk deze waanzinnige daad.
[16] Evangelie volgens de Heilige Johannes XII, 45.
[17] Evangelie volgens de Heilige Johannes XIV, 9.
[18] Evangelie volgens de Heilige Johannes XIV, 11.
[19] Heilige Paulus, Galaten, II, 20.
[20] La Table d’Emeraude d’Hermes Trismégiste, Les Cahiers du Voile d’Hermes, vertaling van Papus, Editions Akasha.
[21] Tao Te King, Livre de la voie et de la vertu, Livre II, 77.
[22] Le Message Retrouvé, Louis Cattiaux, Editions Dervy, Paris, 2015, boek XXXII, vers 26.
[23] Le Livre d’Adam, op. cit. , p. 25.
[24] Evangelie volgens de Heilige Johannes (proloog) I, 12-13.
[25] Evangelie volgens de Heilige Johannes III, 4-13.
[26] André Charpentier, E de Delphes, in Le Miroir d’Isis, n° 21, p. 136-138.
[27] Evangelie volgens de Heilige Johannes XXI, 11.
[28] Interpretatiemethode, geliefd door de Kabbalisten, die woorden met dezelfde numerieke waarde als synoniemen beschouwt.
[29] Voordracht over de Hebreeuwse taal, Caroline Thuysbaert, in het Joods Centrum in Brussel op 18 december 2001.
[30] Er bestaan geen klinkers in het Hebreeuwse alfabet.
[31] Kabbala komt van het werkwoord kibbel (קבל) dat “ontvangen” betekent. Het is de Latijnse “traditio, van het werkwoord “tradere”, “overleveren van hand tot hand”. We vertalen Kabbala door “traditie” in het Nederlands.
[32] Sepher hazohar, I. Lev Achlag, Jerusalem, 1945-1958, Zohar hadach 73b en 74a.
[33] Genesis, XVII, 2-4.
[34] Le livre d’Adam, op.cit., p. 24.
[35] Ramban (Nahmanide), Commentary on the Torah, Genesis, Shilo Publishing House, Inc., New York, 1971, p. 15.
[36] Sepher hazohar, I. Lev Achlag, Jerusalem, 1945-1958, Zohar hadach 73b en 74a.
[37] Emmanuel d’Hooghvorst, brief aan zijn broer Charles, n° 330 (10/04/1990).
[38] Het symbool is het “herkenningsteken”. Het woord komt van het Griekse sumballo (συμβάλλω), “samenbrengen, herenigen”. De term verwees naar een voorwerp dat in twee gesneden werd. Elk van de twee delen werd dan door één van de twee overeenkomende partijen bewaard. De hereniging van deze twee stukken die perfect bij elkaar passen, is het « herkenningsteken » van de overeenkomst, van het verbond dat vroeger gesloten was. Het symbool richt zich tot de intuïtie van het geloof en niet tot de speculaties van de rede, want het bevat een realiteit die enkel diegene die haar beleefd heeft kan kennen.
[39] Alle inwijdingen, zij het bij de scouts, de kerk of vrijmetselarij monden uit op het aannemen van een nieuwe naam.
[40] Genesis, XVII, 5.
[41] Hetzelfde overkwam Saraï, zijn echtgenote, die, na het bezoek van God, de naam Sarah droeg (Scheppingsverhaal XVII, 15).
[42] Le livre d’Adam, op.cit., p. 30 en hieromtrent p. 32 lezen.
[43] Scheppingsverhaal XIV, 13.
[44] Hier doen we geen enkele verwijzing naar de Joden of Israëliërs die vaak met dezelfde term aangeduid worden.
[45] In het Hebreeuws wordt “heilig” met het woord qadoch (קדוש) uitgedrukt, waarvan de werkwoordskern “scheiden” betekent. Sanctus, in het Latijn, komt van “secare” dat “afsnijden (van de wereld)” betekent.
[46] Le livre d’Adam, op.cit. , p. 29.
[47] Evangelie volgens de Heilige Johannes X, 40.
[48] Deze uiteenzetting is integraal overgenomen uit Le livre d’Adam, op.cit., p. 226.
[49] We raden hieromtrent de lectuur aan van “Le verbe qui fait des merveilles”, Jean Reuchlin, introduction, traduction et notes de Hans van Kasteel, Beya Editions 2014.
[50] Dit hoofdstuk is grotendeels geïnspireerd door « Le livre d’Adam », op.cit., p. 31-32.
[51] Genesis II, 7.
[52] Genesis XV, 5.
[53] Evangelie volgens de Heilige Johannes, (proloog) I, 12-13.
[54] Sepher hazohar, op.cit. , I, 90b.
[55] Le Message Retrouvé, Louis Cattiaux, Editions Dervy, Paris, 2015, boek XVIII, vers 67’.
[56] Mémoire pour le comte de Cagliostro accusé contre le procureur général, S.L. (Paris), 1786, in-16, p. 12 sqq.
[57] Deze voorbeelden worden hernomen uit de voordracht over de Hebreeuwse taal, Caroline Thuysbaert, in het Joods Centrum in Brussel op 18 december 2001.
[58] De numerieke waarde van een woord is de som van de numerieke waarde van elke letter van het woord.
[59] Het is de Heilige-Weze-Hij-Gezegend die men moet toevoegen of aftrekken naar gelang hij aan- of afwezig is (shekinah (שכינה) = goddelijke aanwezigheid).
[60] Emmanuel d’Hooghvorst, mondeling commentaar op het Geschrift tijdens zijn Hebreeuwse lessen, geciteerd door zijn leerlingen.
[61] Présentation du Message Retrouvé par Emmanuel et Charles d’Hooghvorst, Louis Cattiaux, Editions Dervy, Paris, 2015, p.XII.
[62] Emmanuel d’Hooghvorst, brief aan zijn broer Charles, n° 278 (27/05/1977).

 

   

Imprimer